Vizier

0492 - 33 50 20

ma/vrij van 08.00 – 17.00

CBb: Perceel met zonnepanelen ten onrechte uitgesloten van subsidie

Door Vizier Finance

Een landbouwer vroeg in de Gecombineerde opgave 2022 basis- en vergroeningsbetaling aan voor onder meer perceel 32 met een omvang van 15,6 ha. Dit perceel was bedekt met gras. Op het perceel stonden ook zonnepanelen (met een minimale hoogte van 80 cm en een maximale hoogte van 230 cm), waar schapen het gehele jaar (onder) graasden. RVO merkte perceel 32 echter niet aan als subsidiabel landbouwareaal, omdat sprake was van areaal waarop installaties voor de benutting van zonne-energie stonden. Dergelijk areaal wordt overwegend voor niet-landbouwactiviteiten gebruikt. 

In de beroepszaak stelde de landbouwer zich op het standpunt dat de zonnepanelen in hoogte, constructie en situering zo waren afgestemd, dat onder de panelen vegetatie groeit en dat de schapen onder de zonnepanelen kunnen grazen. De begrazing vindt het gehele jaar plaats en daarmee is het perceel het gehele jaar in gebruik als landbouwareaal. Volgens de landbouwer moet RVO aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval beoordelen of sprake is van hinder voor de landbouwactiviteiten op dit perceel.

RVO stelde onder meer dat sinds het plaatsen van de zonnepanelen geen maïs meer op het perceel wordt geteeld en er een weidemengsel is ingezaaid dat rekening houdt met de zonnepanelen, hetgeen niet overeenkomt met de normale grasmengsels voor landbouwgrond. Ook zijn de zonnepanelen op het slechtste en natste landbouwareaal (met minste landbouwwaarde) geplaatst en is het houden van schapen het enige dat nog mogelijk lijkt.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat percelen met zonnepanelen zijn uitgesloten, omdat ervan is uitgegaan dat de panelen laag bij de grond zijn geplaatst en aldus de landbouwactiviteiten op het areaal hinderen. Dit uitgangspunt is in zijn algemeenheid, en ook voor deze zaak, onjuist. In zijn algemeenheid kan niet worden volgehouden, dat op areaal waarop zonnepanelen aanwezig zijn de uitoefening van de landbouwactiviteiten noemenswaardige hinder ondervindt van de intensiteit, de aard, de duur en de planning van de niet-landbouwactiviteiten. Een categorale uitsluiting van die arealen is in strijd met de EU-regelgeving.

Het beroep is gegrond verklaard. Het College heeft RVO opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Bron:College van Beroep voor het Bedrijfsleven | jurisprudentie | 01-10-2024