Melkveehouders, die voor de berekening van de mestproductie gebruik willen maken van de bedrijfsspecifieke excretie (BEX), moeten zich houden aan de werkwijze zoals vermeld in de Handreiking BEX en afwijkingen goed onderbouwen.
Bij een controle onderzocht de NVWA de BEX-berekening van een melkveehouder. De NVWA kwam tot de conclusie dat deze berekening onbetrouwbaar was. Zij berekende de productie vervolgens met behulp van de forfaitaire excretienormen. Dit leidde ertoe dat de melkveehouder de gebruiksnorm dierlijke meststoffen, de stikstofgebruiksnorm en de fosfaatgebruiksnorm had overschreden en niet had voldaan aan de mestverwerkingsplicht. Gevolg hiervan was een forse mestboete, mede als gevolg van intrekking van de derogatie. Na afwijzing van zijn bezwaar leidde ook het instellen van beroep bij de rechtbank niet tot enig succes.
Bevindingen
De belangrijkste bevindingen van de NVWA en RVO ten aanzien van de BEX-berekening waren:
- In de administratie was geen enkele onderbouwing opgenomen hoe de beginvoorraden bepaald en/of geadministreerd waren.
- Uit de facturen van de loonwerker bleek dat een partij balen kuilgras meer balen bevatten dan in het analyseverslag vermeld waren. Blijkbaar waren deze balen opgevoerd zonder dat daar de hoeveelheid en voederwaarde van was bepaald. Van een andere partij gemaakte balen was zelfs geen analyseverslag aanwezig.
- De mate van beweiding volgens de BEX-berekening was aanmerkelijk lager dan in CRV-Mineraal, de kringloopwijzer en de opgave in de Gecombineerde opgave. Blijkbaar was er in de BEX-berekening een laag aantal uren ingevuld om zo gunstiger uit te komen.
- De graslandproductie was 50% lager dan vergelijkbare bedrijven, zonder dat de melkveehouder daar bij de controle een goede verklaring voor had gegeven. Pas in de rechtszaak weet hij dit aan droogte en het ontbreken van een regeninstallatie. Met een zo voor de hand liggende verklaring had hij volgens de rechter eerder moeten komen.
- Het eiwitgehalte in het rantsoen van 132 gram per kg droge stof was erg laag, terwijl het hoge ureumgehalte in de tankmelk (32 mg) op een hoog ruw eiwitgehalte in het rantsoen wees.
- Het fosforgehalte in het rantsoen van 2,31 gram per kg droge stof was erg laag, terwijl het fosforgehalte in de melk normaal was. Een laag fosforgehalte kan leiden tot grote gezondheidsproblemen bij het melkvee, maar daarvan was niet gebleken.
Gezien deze bevindingen kwam ook de rechtbank tot de conclusie dat de BEX-berekening buiten beschouwing gelaten moest worden.
Geen matiging boete
De rechtbank zag geen aanleiding de boete te matigen. Als de BEX-berekening zoals in dit geval buiten beschouwing wordt gelaten, betekent dit dat de forfaitaire berekening van toepassing is. De veehouder heeft de keuze en niet de verplichting om van de BEX-berekening gebruik te maken. Van een professionele partij mag worden verwacht dat zij zich terdege informeert over de verplichtingen, die de keuze voor de BEX meebrengt. Vast stond dat de melkveehouder dat niet had gedaan. Hij had voor de BEX een derde ingeschakeld en zich op die derde verlaten. Tijdens de zitting heeft hij verklaard dat hij niets van de BEX begreep.